Onkenbaar
Nieuwegein
Vroeg in de morgen, voordat we gaan werken,
wagen er zich soms herten in de brede
straten van de nieuwbouwwijken, waar
wij ons verschuilen achter de gordijnen.
Herten? Reeën, kleine grauwgrijze dieren,
komen in het kletsnatte ochtendlicht
uit de beschutting van de populieren
die al getekend zijn met rode kruisen.
Geen blad dat zich beweegt. Geen hond gaat aan.
Ze knabbelen voorzichtig aan het brood
dat we verloren hebben in de tuinen.
wagen er zich soms herten in de brede
straten van de nieuwbouwwijken, waar
wij ons verschuilen achter de gordijnen.
Herten? Reeën, kleine grauwgrijze dieren,
komen in het kletsnatte ochtendlicht
uit de beschutting van de populieren
die al getekend zijn met rode kruisen.
Geen blad dat zich beweegt. Geen hond gaat aan.
Ze knabbelen voorzichtig aan het brood
dat we verloren hebben in de tuinen.
Hoog Zandveld, eind jaren zeventig
Gildenborchlaan 1972
Terwijl de kinderen nog buiten spelen
met ballen en lege auto's, lopen we
langs het kerkhof in een hol namiddaglicht
en roepen onze kat. Angstige huis-
dieren, verdwaald in deze vreemde val
van de avond, antwoorden van overal,
maar wij hebben er niets van in de gaten,
met ballen en lege auto's, lopen we
langs het kerkhof in een hol namiddaglicht
en roepen onze kat. Angstige huis-
dieren, verdwaald in deze vreemde val
van de avond, antwoorden van overal,
maar wij hebben er niets van in de gaten,
we lopen langs de muren, met een hart,
zo onkenbaar als stilstaand water, als
een zonnebril vergeten op een bank.
zo onkenbaar als stilstaand water, als
een zonnebril vergeten op een bank.
Lachend, pratend
Op zondagmorgen vroeg gingen we uit,
over de Frederiksoord, langs het water.
We keken naar de lage huisjes in
het verse zonlicht, de bewoners schudden
net hun betoverde dromen van zich af
en bogen zich beschaamd over de tafel.
Ons echter, in de bloei van onze jeugd,
ons kon dat weinig schelen, dus we liepen
rustig voorbij de vensters, lachend, pratend,
de dijk op totdat we de rivier zagen,
die schitterde met zijn zilveren water.
Nog niet bereid om op te staan
Bouwplaats
Wanneer
de bouwvakkers het werk verlaten
en de
duisternis invalt, is het hier
een
rusteloos komen en gaan van auto's.
Buren
stelen stoeptegels, zand, cement.
In
droge greppels kruipen ritselend
verliefde
adolescenten op elkaar.
Onder
wituitgeslagen planken van
gedemonteerde
steigers worstelen
de
kleine dieren met hun avondtaak.
De
huizen kijken het vanachter de
afzetting
peinzend aan - als mummies
half
uit hun modderige graf verrezen,
zwijgend,
nog niet bereid om op te staan.
's Nachts
Schoorvoetend kom je van boven.
Achter de kamerdeur de kamer.
Als je het licht aanknipt, betrap
je bij de poppenhuizen, volgetoverd
met felle kleuren, een leven dat
net is verstard, op je laatste voetstap:
kleine poppetjes, onbewogen over
een stoel gevallen, in een auto, of
ondoorgrondelijk wachtend op de trap.
Achter de kamerdeur de kamer.
Als je het licht aanknipt, betrap
je bij de poppenhuizen, volgetoverd
met felle kleuren, een leven dat
net is verstard, op je laatste voetstap:
kleine poppetjes, onbewogen over
een stoel gevallen, in een auto, of
ondoorgrondelijk wachtend op de trap.
In praise of
Fisher Price
Winter
in Nieuwegein
1.
Huiverend trek je
de deur achter je dicht. je loopt
over het tuinpad, bukt om
het hek open te maken.
Wegen door de regen,
wegen over de sneeuw.
Brommers trekken kaarsrechte voren
over het fietspad. Trams rijden
voorbij op glazen rails.
2.
De kou is ijzig.
Op alle schoorsteenpijpen
sombere vogels.
Op alle schoorsteenpijpen
sombere vogels.
3.
In het donker
van de winterochtend
zijn alleen
van de winterochtend
zijn alleen
rozenbottels rood.
Reacties
Een reactie posten