Koninginnedag in Vechten
Koninginnedag in Vechten
De huizen die op een
kluitje bij elkaar staan grijnzen
als idioten in het zonlicht.
Maar “voor grootse gebaren
kopen we niks”,
zegt de burgemeester van Bunnik,
die bij gelegenheid
als een ervaren leeuwerik en kucht.
Voilà, daar klinken, in bescheiden mate,
de eerste maten al van de aubade.
De burgemeester rookt sigaren (maar niet vaak)
Ja, zegt de burgemeester, ja, soms rookt
hij ook sigaren. Tuitknaks. Maar niet vaak.
En nooit en plein public. Dat zou, nietwaar,
heel ongepast zijn, ja? Zo’n vlotte man!
Zo sympathiek, en zo
kindvriendelijk! Zo open!
Zijn ringen glimmen van genoegen. Zie
hoe ze hem gladjes als een schip
door de sluis van de ochtend laten lopen.
Denn alle Fleisch es ist wie Gras
Kunstwerken zijn in 1990
het domein van Rijkswaterstaat, dichters
kunnen alleen constateren (zonder rozen
of kirrende duiven): alles hier kits,
volmaakt volgens bestek, zelfs het landschap
aan de overkant ligt er niet gek bij, met
strakwit gekalkte modelboerderijen,
en weiland, scrupuleus van ieder spoor
van vee ontdaan. Een mooi stuk werk, echt waar
En alle grashalmen staan verticaal.
Rhijnauwen
De eerste lentedag, vanaf het jaag-
pad langs de Kromme Rijn. Het theehuis heeft
buiten seizoen een facelift ondergaan:
ze hebben schommels op het gras geplaatst
en in de schaduw van de bomen staan
draaimolens opgesteld - Excelsior,
L'Aimant, Belle de jour, Leviathan -
maar zonder dat het clientèle trekt:
de rotanstoelen blijven onbezet.
Het personeel van neoliberale
studenten met een nul-urencontract,
hangt binnen aan de bar. Ze spelen met
hun smartphones en de dag verveelt voorbij,
tot het vijf uur is en het plotseling
krioelt van baby's. Baby's op de paden,
op het gazon, een wriemelende hoop
armpjes en beentjes, een verwoed gekrijs
uit duizend keeltjes. Maar dat duurt maar kort,
want een verborgen hand drukt op een knop
en hoor, daar knallen keihard kermisschlagers
uit de speakers. Het eerste carrousel
begint hortend en stotend rond te draaien,
terwijl de grote schommels op het gras
enorme waaiers uit de hemel maaien.
De Adriatico
De god komt uit de zee. Het is een paard,een groot, zwart paard, briesend, met rollende ogen,
de oren in de nek, maar het kalmeert
wanneer het op het gras komt en de wind
vat krijgt op zijn manen. De vrouwen staan
schutterig toe te kijken, maar daar neemt
het geen notitie van: het buigt zich en
begint te grazen, en er trekt alleen
nog nu en dan een rilling langs zijn flanken.
De avond valt aan de Adriatico,
de muggen dansen, en de vrouwen komen
aarzelend uit de schemering naar voren,
heupwiegend en met wilgentakken wuivend.
Vlakbij, achter een kalksteenrichel, kruipen
Vlieguren
1. Up in the sky
De boys waren al vroeg up in the sky.
Hun machines brulden als dolzinnige schapen
groeten naar de zon & naar buienflarden
& overdonderden de lui beneden in de straten
zo bars en onbewegelijk, in hun
cabines, als barbaarse beelden, maar
dol als hun planes: ze schreeuwden uitgelaten
in hun keelmicrofoons, groeten aan vaders
& moeders, aan verkeerstorens & aan
vrouwen & kinderen voor zover die er waren.
Ze overspoelden alle fm-kanalen.
2. Machtige vleugels
Machtige vleugels zijn het die hen dragen –
sprookjesprinsen in een nest van metaal,
die de eerste room eten van de dagen
terwijl ze omhoog stormen, de kolossale
leegheden tegemoet die ze bewaken,
de lange uren die ze moeten maken.
Reacties
Een reactie posten