Dames enkelspel
Dames enkelspel
Roland Garros 2002
Een spel van grote norse negerinnen
dit jaar, sterke atleten, maar de wereld
is hun niet welgezind. Op de tribunes
kijken de beautiful
people onverschillig toe,
kletsen in hun mobiel en spelen met
het Cartier-horloge aan hun broekriem.
Zij zelf vertonen kwaad hun kunde: service, volley,
met slice en zonder slice, de backhand zo
onwrikbaar als een muur, en hun forehand ranselt
het gravel. Zwoegend, zwetend, woedend
sissend wanneer ze missen. In hun oren
fonkelen gouden knopjes en aan
hun vingers ringen. In hun tassen,
voor later, als de schalen zijn ontvangen,
rusten hun weelderige halssieraden
en broches, borstelig van diamanten.
Raciaal ongemak.
Aardewerkbeeldje in het museum van Mycene
Achter blikkerend glas een kleine vrouw
met grote borsten, die
me achterdochtig opneemt. “Wie bent u
eigenlijk?” Gladde Achilles, onverschillig dodend.
Bebaarde Agamemnon. Zonder een kik te geven
stierf hij in een badkuip,
massa's bloedrood schuim.
Aigisthos voor de kist. Hij opende
hem en zag het lijk van Klytaimnestra
en werd onmiddellijk gedood.
Bemodderde soldaten buigen zich
's avonds op het slagveld over de lijken.
De aula stinkt als een abattoir.
“Wie bent u?” Wie ben ik? Net zoals zij.
Het ziet er tamelijk onschuldig uit
misschien, tussen de andere bezoekers:
de vale jeans, het T-shirt, het mobiel
slordig tegen een ongeschoren kin;
maar in principe hebt u maar één deal,
mevrouw. Tussen ons ongeduldig dringen
en die al zo lang verstreken tijd van u
is het verschil uiteindelijk futiel.
We verwekken uw kinderen. Wreed
waren we toen en wreed zijn we nu.
Op de Atmeidan
Op de Atmeidan, tussen weegbree, gras
en herderstasjes, metselden we ons
knus tegen de ommuurde obelisk
en warmden onze knieën in de zon.
De parapluverkopers slenterden
met hun koopwaar tussen de tramrails en
riepen onduidelijke dingen. Wij,
verdwaald uit het belegerde westen,
nog niet bekeerd, waanden ons in de rug
gedekt door de geschiedenis. Ik deed
dat ze door moesten lopen, maar ze voelden
mijn twijfel en ze bleven om ons heen
hangen en fantastische prijzen noemen.
Als bijen om nog niet bloeiende bloemen.
Het Sultanahmetplein, in het Turks ook Paardenplein, At Meydanɪ of Atmeidan, bevindt zich op de plaats van het hippodroom van Constantinopel, vlakbij de Aya Sophia. De obelisk is er echt, de tramrails zouden wel eens verdwaald kunnen zijn uit een andere herinnering.
Tjisaroea
De mensen in de dessa wisten niet
goed wat ze ervan moesten denken, van
dat witte meisje dat soms ’s avonds op
een steen zat in de beek Tjisaroea.
Zo’n mager Hollands meisje met een hoofd
vol boekenwijsheden uit Griekenland
en Rome, zo’n ongrijpbaar wezen, dat
daar ’s avonds in haar eentje zat te lezen.
Maar het is ondertussen al weer meer
dan tachtig jaar geleden. In de dessa
is men alles al lang en breed vergeten.
Dit meisje op een steen in de rivier,
dit slanke vissenlijfje in een jurk
van bloemetjesstof, deze kleine
zeemeermin, zoet op haar geslacht gezeten.
Een foto van Aya Zikken, wanneer zal het geweest zijn? Eind
jaren dertig?
Non, zonde, mond
Bij het schilderij "De twee lentes" van Gustave van de Woestyne, 1910Aanminnig ben je
in je rode katoenen jurk,
en zo ernstig als een non.
Zoals je bezorgde
ogen wel tonen
weet je alles al van de zonde.
Alleen niet dat
er over je schouder
een hoertje meekijkt,
uit Brussel waarschijnlijk,
met een hoed
en onder een voile
een bedorven mond.
Herfsttijloos
Guillaume Apollinaire, Les ColchiquesDe wei is mooi maar giftig in
de herfst, de koeien grazen er
aandachtig hun verderf – een wei
vol herfsttijloos, bleek violet
zoals de kringen om je ogen,
zo violet als deze herfst,
naar huis in blauwe boezeroens.
Ze spelen mondharmonica
en plukken bossen herfsttijloos –
bloemen zo bleek als moeders die
bemoederd worden door hun kind,
bloemen, verwaaid, als wimpers die
knipperen in de herfstwind.
De herder neuriet voor zich uit,
De koeien dringen loeiend naar
de stal. Voorgoed verlaten wij
Reacties
Een reactie posten