Rimbaud
En vooruit, ook een plaatsje voor de adolescentenpoëzie van Arthur Rimbaud:
De wolf
huilde
Arthur Rimbaud, Le loup criait
De wolf huilde onder de struiken
en kotste de veren uit van
de kip die hij op had gevreten -
en ook ik weet niet meer wat ik kan.
Het fruit en de sla
en de prei en de glanzende kooltjes
zijn rijp voor de oogst, maar de spin
in de heg eet alleen maar viooltjes.
Laat me slapen! O god, laat me koken
op Salomons altaars totdat
het kookvocht het roest overstroomt en
uitvloeit in Susanna haar bad.
Ô saisons, ô châteaux
Arthur Rimbaud O seizoenen, kastelen!
Wie is zonder gebreken!
O seizoenen, kastelen!
Ik studeerde magie, en ik vond
het geluk waaraan niemand ontkomt
en dat alles vermooit en verfraait
als zijn Gallische haantje maar kraait!
Wat heb ik nog te verlangen?
Geluk heeft mijn leven gevangen,
het betoverde lichaam en ziel,
zodat elke noodzaak verviel,
en ieder woord dat ik dicht,
verwaait en gaat op in de lucht.
O seizoenen, kastelen!
[Hierna, doorgestreept in het manuscript:
En sleept mij het ongeluk mee,
dan weet ik, mijn tijd is geweest,
dan takel ik onverwijld af
en ben ik ten prooi aan het graf.
O seizoenen, kastelen!
Wie is zonder gebreken!]
Een mooie ochtendintentie
Arthur Rimbaud, Bonne pensée du matin
In zomernachten om vier uur -
alle gelieven slapen nog,
in de bosschages hangt de geur
van hun gelag.
Maar in hun werkplaatsen weids
onder de zon der Hesperiden
roeren zich in hemdsmouwen reeds
de timmerlieden.
In hun arcadisch toevluchtsoord
vervaardigen ze op hun gemak
plafonds met valse luchten voor
de stadse kak.
Ik bid u Venus, voor dit volk
van een satraap van Babylon,
laat uw gelieven op hun wolk
en kom, o kom,
o haast u hier-
naar toe, en neem jenever mee
zodat de werkers hun vertier
hebben tot aan hun middagbad in zee.
Éternité
Arthur Rimbaud, L’éternité
Ze is weer terug.
Hè? - De Éternité.
De zon komt over
de brug met de zee.
En, mijn schildwacht,
mijn ziel,
wij bekennen ons nu
tot de nacht, zo
futiel,
en het daglicht, zo
cru.
En we blijven
onthecht
van wat wordt gezegd
en wat springt in het
oog,
en we rijzen omhoog.
Want in u allicht,
o spervuur van sits,
gloort een hogere
plicht
zonder maar, zonder
mits.
Daar geen woord over
hoop,
geen “wacht eerst
maar af”.
Enkel weten en
lijden,
zekere straf.
Ze is weer terug.
Hè? De Éternité.
De zon komt over
de brug met de zee.
Hoog van de toren
Arthur Rimbaud, Chanson de la plus
haute tour
Lamlendige jeugd die
om
elke grap lacht!
Fijnzinnigheid
heeft
me om het
leven gebracht.
Maar ooit
komt de tijd
dat we
worden verblijd.
En ik
meen dat ik zwicht
en ik
schik me in mijn lot:
en als er
geen zicht
is op hoger
genot,
welaan
dan, trotse een-
zaamheid,
sluit om me heen.
Ik heb
zoveel geduld
dat ik
alles vergeet;
nooit
meer worden vervuld
mijn
vrees en mijn leed.
Alleen,
zwaar op mijn borst,
een
verterende dorst.
Als de
velden, gedoemd
tot
vergeten, vol kleuren,
verweidst
en verbloemd
en
bedwelmd door geuren
en de
zoemende gekte
van
horden insecten.
Mijn
ziel, o mijn ledige
onttakelde
nest!
Notre
Dame is het enige
beeld dat
me rest.
Bidt men
daar onversaagd
tot de
heilige maagd?
Lamlendige jeugd die
om
elke grap lacht!
Fijnzinnigheid
heeft
me om het
leven gebracht.
Maar ooit
komt de tijd
dat we
worden verblijd.
Ô saisons, ô châteaux
Arthur Rimbaud O seizoenen, kastelen!Wie is zonder gebreken!
O seizoenen, kastelen!
Ik studeerde magie, en ik vond
het geluk waaraan niemand ontkomt
en dat alles vermooit en verfraait
als zijn Gallische haantje maar kraait!
Wat heb ik nog te verlangen?
Geluk heeft mijn leven gevangen,
het betoverde lichaam en ziel,
zodat elke noodzaak verviel,
en ieder woord dat ik dicht,
verwaait en gaat op in de lucht.
O seizoenen, kastelen!
[Hierna, doorgestreept in het manuscript:
En sleept mij het ongeluk mee,
dan weet ik, mijn tijd is geweest,
dan takel ik onverwijld af
en ben ik ten prooi aan het graf.
O seizoenen, kastelen!
Wie is zonder gebreken!]
Een mooie ochtendintentie
Arthur Rimbaud, Bonne pensée du matinIn zomernachten om vier uur -
alle gelieven slapen nog,
in de bosschages hangt de geur
van hun gelag.
Maar in hun werkplaatsen weids
onder de zon der Hesperiden
roeren zich in hemdsmouwen reeds
de timmerlieden.
In hun arcadisch toevluchtsoord
vervaardigen ze op hun gemak
plafonds met valse luchten voor
de stadse kak.
Ik bid u Venus, voor dit volk
van een satraap van Babylon,
laat uw gelieven op hun wolk
en kom, o kom,
o haast u hier-
naar toe, en neem jenever mee
zodat de werkers hun vertier
hebben tot aan hun middagbad in zee.
Éternité
Arthur Rimbaud, L’éternitéHè? - De Éternité.
De zon komt over
de brug met de zee.
wij bekennen ons nu
tot de nacht, zo futiel,
en het daglicht, zo cru.
van wat wordt gezegd
en wat springt in het oog,
en we rijzen omhoog.
o spervuur van sits,
gloort een hogere plicht
zonder maar, zonder mits.
geen “wacht eerst maar af”.
Enkel weten en lijden,
zekere straf.
Hè? De Éternité.
De zon komt over
de brug met de zee.
Arthur Rimbaud, Chanson de la plus haute tour
Lamlendige jeugd die
om elke grap lacht!
Fijnzinnigheid heeft
me om het leven gebracht.
Maar ooit komt de tijd
dat we worden verblijd.
en ik schik me in mijn lot:
en als er geen zicht
is op hoger genot,
welaan dan, trotse een-
zaamheid, sluit om me heen.
dat ik alles vergeet;
nooit meer worden vervuld
mijn vrees en mijn leed.
Alleen, zwaar op mijn borst,
een verterende dorst.
tot vergeten, vol kleuren,
verweidst en verbloemd
en bedwelmd door geuren
en de zoemende gekte
van horden insecten.
onttakelde nest!
Notre Dame is het enige
beeld dat me rest.
Bidt men daar onversaagd
tot de heilige maagd?
om elke grap lacht!
Fijnzinnigheid heeft
me om het leven gebracht.
Maar ooit komt de tijd
dat we worden verblijd.
Reacties
Een reactie posten