Zomer in de stad

Zomer in de stad

Een pfd is op te vragen bij Jos Houtsma

Zomer in de stad

De vlinders spelen in de groentetuinen
en laten bonen noch tomaten
met rust. Als snippertjes papier
belegeren ze de percelen kool.

Totdat ze weggaan, verdwijnen, verdwalen
en moeten sterven in de stenen straten.

De volkstuinen bij de Koninginnensluis.

Margrieten

Eén margriet, in '70
vrijwel terloops geplant, in een
overgeschoten stukje zand,
onder een waslijn, achter een winkel,
heeft in '75 opgeleverd

een ongelofelijke stortvloed van
verwaaid wit, van verfomfaaide
gouden harten, een storm, een baaierd.

Vreeswijk, Spuisluis, tegenover de Frederiksoord.

Botshol

De riemen plassen, water
kabbelt onder de kiel. Avond,

op het brood van de wereld.

Crépuscule

Asgrauw de schemering, en
wind in de bomen. De katten
lopen rond of
de wereld van hen is.

De maan daarentegen
is schuw en ongrijpbaar
aan een glazen hemel.

De thee zo bitter als gal.

Op de hoek van de Bouwstraat

De straat ruikt naar
natte stenen en huisvuil.

Fietsen staan
weg te roesten
in fietsenrekken.

Vogels schreeuwen
in kale bomen.

De eerste buiten-
landers, in dikke
winterjassen, wagen
zich op straat.

Dit zijn de jaren ’70. Er is nog nauwelijks sprake van gezinshereniging. De meeste buitenlandse arbeiders wonen in pensions.

Gratis parkeren aan de Voorstraat

Nog een keer de jaren ’70.

Het stinkt.
De muren bladderen en breken.
Waar het verval
met board en gipsplaat is bestreden vormen
zich zwarte schimmelplekken,
natte gaten.

En de brandnetels bloeien
door alle ramen.

Zuchtend


Den Haag, oktober 1983

De radio giechelt zachtjes
Hilversum 3. Op de vensterbanken
stoffige planten.

Zo uitzichtloos. Zuchtend
schuift ze de stofzuiger terug in de kast.

Wanneer, o wanneer kom je haar bevrijden,
heldhaftige soldaat van het rode leger,
met een sigaret van minachting tussen je lippen.

Stadhuisbrug

Daar zit de oude profeet op een bank,
ineengedoken, quasi-bescheiden,
zijn dwarsfluit ligt op zijn schoot.

Maar niemand taalt naar hem. Een vrouw
eet een kroket onder het lopen,
een man kijkt in de lucht.

Alle jongelui hebben walkmans op.

De oude profeet is natuurlijk Cochius; het gedicht speelt ergens in de jaren tachtig.

Motet

Utrecht is Utrecht. Is een stad van mannen
die, handen in de zakken, op de Gracht,
staan uit te kijken of er iets gebeurt,
hier in de motregen op het plaveisel,
beneden op het water, in de lucht.

Utrecht een stad van vrouwen, stad van meisjes,
lenig en vrolijk, die hun fietsen stallen,
die samenscholen op de Stadhuisbrug.

Utrecht is Utrecht. Is een stad van duiven
die veertjes laten vallen in hun vlucht.

Op een terras

Hij heeft een kop met rossig stekelhaar
en uitpuilende, waterige ogen
en zijn mond lust er wel pap van.

Als hij over de glazen van
zijn bril kijkt, ziet de wereld er
beter uit dan er door,

denkt hij. Dus kruipen
zijn ogen steeds over de rand.

Ja zo.
Als muizen over stro.

Neude, 1992

Cosi ne’ cori amanti

Cosí ne' cori amanti
mesce amor fiamma e gel.

Tussen de hoge flats
van Overvecht
klinkt een Lamento van
Claudio Monteverdi
een beetje schel.

De kinderen met zwarte haren
en zwarte ogen die hier spelen
kunnen de countertenor
moeiteloos overschreeuwen

en doen dat ook.
In hun islam
zijn countertenors
iets heel vaags.

Zo mengt in minnaars’ harten
de liefde vlam en vorst.

___________


Een pfd is op te vragen bij Jos Houtsma

Meer poëzie op het gedichtenblog.

Ook als blog beschikbaar memoires uit een andere wereld:  Een bijdrage aan de strijd en TerrorismebestrijdingEn een vertaling van het aangrijpende De dame van de camelia's van Alexandre Dumas fils.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Galathea

Goethe

Is dat de weg?

Je minnaar is van papier

Fontana

Goedemorgen, hekje

Schimmelpenninck

In dit nieuwe jaar

Causeries Goethesques