Teólogos

Teólogos

Wat koning Filips dacht over de Junta de teólogos die hij
in 1564 instelde na een verzoek van de graaf van Egmont
om de Plakkaten te verzachten

Zachtheid zit in concrete dingen,
in de pels van de haas, in fluweel,
op de huid van een jonge vrouw is zachtheid
een kostbaar, koel geschenk.

Maar in het hart, in besluiten
van staat: geen zachtheid. Hier geldt
enkel juist en onjuist. Wat juist is
is juist, en wat onjuist, onjuist. Hier geldt
slechts gerechtigheid en de goddelijke wet.

Dus benoem ik een junta de teólogos die
de plakkaten niet zal verzachten.

Noch verharden. Mijn teólogos zullen
recht doen. Wat mogelijk krom is
recht maken, wat recht is, rechter.

Hun papier mag het fijnste velijn
zijn, hun pennen zo zacht en soepel
als zij verkiezen, zolang wat zij voorschrijven
recht is, zuiver, ónverbiddelijk recht.

De pels van de haas aan wie
de pels toekomt, en fluweel wie recht
heeft op fluweel. En jonge vrouwen

kibbelend in de kamer, in het licht
van de middagzon, lachend, bordurend...
en kinderen, spelend...
Gerechtigheid en de goddelijke wet.

Is dat de weg

Het kapittel van de dom van Arezzo aan Piero della
Francesca, n.a.v. diens fresco in het portaal

Voor ultramarijn hebben we je veertien
dukaten betaald, voor verguldsel
dertig, en voor je vakmanschap, je
veelgeprezen pintura, nog een keer dertig.

Dat je ons daarvoor trakteert
op een fresco zonder ultramarijn,
zonder goud, het zij zo. Maar dat je
ons deze boerentrien met haar

laatdunkende mond, en de stank
van het erf nog om zich, probeert
te verkopen voor Magdalena -
dat is echt the limit! Je staat

bekend als een knap psycholoog, Piero,
en dat je je opdrachtgevers weet
te bespelen, dat zien we wel. Maar
je zou als psycholoog toch moeten

begrijpen dat men het kerkvolk,
dat wil, dat moet worden gesticht
niet zo maar deze versie
van de boetvaardige zondares

voor kan zetten: een heilige in
de gestalte van de hooghartige trut
die hun zoon nog vorige week
een blauwtje liet lopen!

Young Keats

In het donkere amfitheater
op de eerste rij te zitten en te zien
hoe Billy Lucas zijn onzalig mes
zet in een arme donder, volgegoten
met slechte rum -

Wanneer de eerste onvoorziene plens
zwart bloed op het zink gutst, het eerste hijgen
van schrik, en het eerste gestommel van
onwel geworden nieuwelingen die
naar buiten vluchten, en je eigen hand
tast al onzeker naar je leren
loodgieterstas - waar zijn je klemmen -

en het verband - Lucas wroet onvervaard
verder en legt aan de ontzette zaal
haarfijn ieder onsmakelijk detail
van zijn barbaarse handwerk uit, en de
patiënt duizelt in een delirium
van pijn, of is al dood - is dat de weg

naar dichterschap? Kan wie nu hier zit, ooit
als poet laureate opstaan van tafel
en de lof zingen van laburnum die
bezwijkt onder zijn last van gouden trossen?
of tiptoe on a little hill?

Je slikt
en ademt diep om je onpasselijkheid
te overwinnen, voor je opstaat om
te assisteren. Niets aan je verraadt
je afschuw. Je hebt mooie ogen, en
je haar is ook niet slecht, golvend, roodbruin.
Maar je weet zeker dat je te onthecht
bent voor je taak, te zwakkelijk, te klein.

Sleep & poetry

Na twee of drie uur slapen schrok hij wakker.
Hij wist meteen de plaats: het huis van Hunt,
de sofa in de kamer. IJskoud maanlicht
viel door het venster op de lambrisering,
en op de aalgladde schilderijen die

laatdunkend op hem neerkeken. Om hem heen
de witte gipsen busten van de doden,
Homerus, Ariosto, Tasso, Spenser,
de grote doden die hij nooit kon hopen
te evenaren. Maar opeens - zijn hart sloeg over,
de adem stokte in zijn keel - begonnen
kristalheldere beelden in hem op

te lichten, levensechte beelden: zwanen
zeilden als schepen door het riet; een vlinder
spreidde in het laveloze zonlicht
zijn gouden vleugelpaar over een roos.
En massa's bloemen. Ongemerkt begon

de taal te zingen, rijmen gloeiden op
en doofden uit, en uit de chaos vormden
zich versregels. Totdat de ochtend kwam
en de eerste vogelstemmen klonken. Toen

de meiden binnenkwamen, om zes uur,
vonden ze hem bij het raam, zijn haar bezweet,
zijn zwarte dichterogen koortsig gloeiend.
Voor hem op tafel het weerbarstig vers
dat zich niet naar zijn handen wenst te voegen.

Jan Willem Pieneman, De slag bij Waterloo

1824, de hertog van Wellington bezichtigt het
schilderij van Pieneman

Voor Arthur Wellesley, de eerste hertog
van Wellington, is er geen aanleiding
voor misprijzen: een beetje heroïek,
is aan een telg van een zo onheroïsch
vorstenhuis wel besteed.

In Engeland heeft hij de oude heer
wel eens de hand geschud, de Willem V,
de man met de dubbele handicap:
de buik, en de ongehoorde twijfelzucht.
Het enige waar die voor deugde was
meisjes bezwangeren op Hampton Court.

En ook de vader zelf, de Willem I:
wel een soldaat misschien, maar niet bepaald
een vechtjas; eigenlijk een parvenu.
De jonge kwant was in ieder geval
geen twijfelaar. Al vraag je je wel af

of het niet wat al te doortastend was
een bataljon Hannoveranen zonder
herkenbaar plan het kruisvuur in te sturen,
om daarna met zijn dolle kop ook zelf
nog eens tegen een kogel op te lopen.

Maar soit. Eerlijke kruitdamp heeft wel meer,
en ook wel betere mannen het hoofd
op hol gebracht. In elk geval ontbreekt
het de knaap niet aan kin. Zijn lauwe volk
mag in de wolken zijn met deze prins.

Galatea

Fresco van Rafaël in de Villa Farnesina

Ze voelt geen spoor van schaamte, ze vertrouwt
erop dat het rode gewaad dat uit
het niets tevoorschijn is gefladderd, de
heerlijke zeelucht in waar ze in baadt,
met zijn overdadige plooien haar

pudenda met het kroezig bruine haar
wel zal behoeden voor onkies gestaar.
Dus balanceert ze onbekommerd op
haar schelp, haar koets, en houdt een grijnzend span
dolfijnen spelenderwijs in de hand.

Achter haar steekt een triton zijn bazuin,
naast haar wordt haar gezelschap aangerand ,
maar ze lacht opgetogen – tot het tot
haar doordringt hoe er, onder  haar, vanuit
het schuim dat aan haar voeten wordt gekarnd,

( het lijkt wel sperma!) zeemonsters, obsceen,
en lacherig van wellust, zich te goed
doen aan de aanblik van haar spleet.
Onthutst grijpt ze in het niets, probeert ze om
hare roze naaktheid beter te bedekken.

Is het dan wáár dat alles draait om seks,
denkt ze verslagen, is haar levenslust
niet alleen wat ze dacht, is haar gebaar,
haar hoofse glimlach naar de golven, niet
alleen erkenning van de schoonheid van

al wat bestaat maar ook gekoketteer?
Moet haar behoefte aan intimiteit
en aan communicatie met het al
per se, per se, worden geïnterpreteerd
als invitatie tot geslachtsverkeer?

Galatea is een van de nereïden. Polyfemus doodde haar minnaar Acis. Rafaël schilderde haar apotheose op basis van een beschrijving van Philostratus.

___________

Een pfd is op te vragen bij Jos Houtsma

Meer poëzie op het gedichtenblog.

Ook als blog beschikbaar memoires uit een andere wereld:  Een bijdrage aan de strijd en TerrorismebestrijdingEn een vertaling van het aangrijpende De dame van de camelia's van Alexandre Dumas fils.

Jos Houtsma op DBNL

De stem en de pen




Reacties

Populaire posts van deze blog

Galathea

Is dat de weg?

Actueel

Rimbaud