Overtocht
Overtocht
De passagiers, die voor Brindisi nogvloeiend Engels spraken, vervallen later
in een primitief soort Nieuwgrieks. Ze vragen
koffie met water, en cognac, en blijven
aan de bar hangen, “om nog wat te praten”.
Tenslotte gaan ze onwillig naar hun hut
en slapen er een korte, onrustige
slaap, tot de ochtend aanbreekt en hen weer
naar buiten drijft. De veerboot vaart op banen
van lijkwit licht een prehistorisch
landschap van rotsen in, rechts rijzen de
eilanden op, nat van hun ochtendbad,
links ligt Albanië, in doodse rust.
Met dusters of met jassen omgeslagen
en met hun muntje achter op hun tong
drommen ze bij de reling samen en
halen ze hun herinneringen op.
Hun vingers voelen aan het roestige ijzer.
Ze baden zich in de sombere zon.
Griekenland 1982. Een Assimil-cursus Nieuw-Grieks.
de vrouwen en bespreken hartsgeheimen
met de vreemd opgekropte stem van vrouwen.
In deze zachtaardige duisternis
krommen geen gelieven hun lichamen.
Alleen de zoete lettergrepen van
het Grieks en het Aziatische Turks paren
heel de nacht, heel de nacht lang met elkaar.
1.
2.
Nog even en ze gaat,
de Griekse koningin,
haar schepen varen weg.
En wat kan haar minnaar dan doen,
wat kan hij doen behalve
haar achterna.
Door het bloedige water.
Tot het beschamende eind.
spelen tweederangsartiesten gaarne
Terentius voor je, Plautus, Menander,
of is er nog wat anders van je gading?
Hier is de ruimte waar ze zich verkleden.
Mooie jongens met smachtende ogen
kijken je over eeuwen even aan,
berekenen geroutineerd hun kans.
Maar je blijft stuurs en ontoeschietelijk.
Als het orkest begint te spelen, gaan ze
huns weegs, terwijl ze druk met elkaar praten,
door de in puin gevallen colonnaden.
Rijden, rijden over vergeelde vlakten.
Langs de weg rotspuin en roestige wrakken
van landbouwmachines.
Grauwe huizen, verweerde benzinepompen.
Ondertussen op de Helicon
waar het koren golft,
dansen de falanxen.
Bij het vallen van de avond,
met de zon in de rug,
dansen de glimlachende hopliten.
Boven hun hoofden,
tot over de rand
van de stratosfeer
wolken krijsende vogels.
Het stylobaat van de Athenatempel
hier is een rommeltje van zuilentrommels,
van grauwe stukken steen, van fundamenten
tussen hoog gras. Zelfs ’s avonds, als
de straten uitgestorven zijn, geen spoor
van Auge, ronddwalend met losse haren,
of van Heracles, die de schemering
vult met dronken gebral. Heeft hier
deze hatelijke, bijna Germaanse stier
haar zoete, zwarte meisjesvlees beslapen?
Hier, bij deze rechthoekige vijver, waar
tussen de rietstengels de kikkers kwaken?Aardewerkbeeldje in het
museum van Mycene
Achter blikkerend glas een kleine vrouw
met grote borsten, die me achterdochtig
opneemt. “Wie bent u eigenlijk?"
Gladde Achilles, onverschillig dodend.
Bebaarde Agamemnon. Zonder een kik te geven
stierf hij in een badkuip,
massa’s bloedrood schuim.
Aigisthos voor de kist. Hij opende
hem en zag het lijk van Klytaimnestra
en werd onmiddellijk gedood.
Bemodderde soldaten buigen zich
‘s avonds op het slagveld over de lijken.
De aula stinkt als een abattoir.
“Wie bent u?” Wie ben ik? Net zoals zij.
Ik zie er misschien wel onschuldig uit,
mevrouw, tussen de andere bezoekers:
de vale jeans, het T-shirt, het mobiel
slordig tegen een ongeschoren kin.
Maar in principe hebt u maar één deal:
tussen het ongeduld waarmee
bezoekers hier langs de vitrines trekken,
en die al lang verstreken tijd van u
drommen ze bij de reling samen en
halen ze hun herinneringen op.
Hun vingers voelen aan het roestige ijzer.
Ze baden zich in de sombere zon.
Griekenland 1982. Een Assimil-cursus Nieuw-Grieks.
Igoumenitsa
In de donkerwordende tuinen zittende vrouwen en bespreken hartsgeheimen
met de vreemd opgekropte stem van vrouwen.
In deze zachtaardige duisternis
krommen geen gelieven hun lichamen.
Alleen de zoete lettergrepen van
het Grieks en het Aziatische Turks paren
heel de nacht, heel de nacht lang met elkaar.
Parga
We komen aan in een citroenboomgaard
en slapen er. Boven ons hangen
tussen pikzwarte renaissancebladeren
groene en gele vruchten.
Heel
de nacht lang spreken lucht en water
op gedempte toon met elkaar.
En auto’s trekken op
en claxonneren in het duister.
En in de grijze ochtend
staan we op en wassen
ons in het witte water.
Vogels. En de roze Eoos
haalt een wirwar van draden over
de oostelijke hemel.
De witte maan
talmt en talmt
achter de wilgen.
Peinzend wroet je
met blote tenen
in de vochtige aarde.
Er komt geen vaas
boven, met glimmende
goudstukken, koud, rinkelend.
en slapen er. Boven ons hangen
tussen pikzwarte renaissancebladeren
groene en gele vruchten.
Heel
de nacht lang spreken lucht en water
op gedempte toon met elkaar.
En auto’s trekken op
en claxonneren in het duister.
En in de grijze ochtend
staan we op en wassen
ons in het witte water.
Vogels. En de roze Eoos
haalt een wirwar van draden over
de oostelijke hemel.
Kamperen aan de Acheron
De avond is kil.De witte maan
talmt en talmt
achter de wilgen.
Peinzend wroet je
met blote tenen
in de vochtige aarde.
Er komt geen vaas
boven, met glimmende
goudstukken, koud, rinkelend.
Vonitsa
31 v. Chr. De slag bij Actium1.
Voor Vonitsa
schuurt een strakke wind
de Amvrakische golf.
Vlagen zonlicht
over koude platanen.
De Griekse
speelt dag in dag uit
met haar halssnoer, nukkig,
Antonius is van slag.
Niet dat er gevaar dreigt,
Octavianus in het noorden,
in zijn sjofele tentenkamp,
vreet zich op van morele verontwaardiging
en van onzekerheid: de tijd
werkt tegen hem.
Maar de verveling
van vast te zitten
in een Griekse provincieplaats!
Und sogar keine Ausflüge, denn
Wer wollte spazieren
In den Salzwiesen
Unter Kap Actium?
schuurt een strakke wind
de Amvrakische golf.
Vlagen zonlicht
over koude platanen.
De Griekse
speelt dag in dag uit
met haar halssnoer, nukkig,
Antonius is van slag.
Niet dat er gevaar dreigt,
Octavianus in het noorden,
in zijn sjofele tentenkamp,
vreet zich op van morele verontwaardiging
en van onzekerheid: de tijd
werkt tegen hem.
Maar de verveling
van vast te zitten
in een Griekse provincieplaats!
Und sogar keine Ausflüge, denn
Wer wollte spazieren
In den Salzwiesen
Unter Kap Actium?
2.
Nog even en ze gaat,
de Griekse koningin,
haar schepen varen weg.
En wat kan haar minnaar dan doen,
wat kan hij doen behalve
haar achterna.
Door het bloedige water.
Tot het beschamende eind.
Nikopolis
In dit elegante kleine theaterspelen tweederangsartiesten gaarne
Terentius voor je, Plautus, Menander,
of is er nog wat anders van je gading?
Hier is de ruimte waar ze zich verkleden.
Mooie jongens met smachtende ogen
kijken je over eeuwen even aan,
berekenen geroutineerd hun kans.
Maar je blijft stuurs en ontoeschietelijk.
Als het orkest begint te spelen, gaan ze
huns weegs, terwijl ze druk met elkaar praten,
door de in puin gevallen colonnaden.
Verlangen naar Thebe
September 1984Rijden, rijden over vergeelde vlakten.
Langs de weg rotspuin en roestige wrakken
van landbouwmachines.
Grauwe huizen, verweerde benzinepompen.
Eerst het dode slagveld van Leuktra, het water,
daarna de lage, leemkleurige muren, begroeid
met kersenstruiken.
daarna de lage, leemkleurige muren, begroeid
met kersenstruiken.
Dagtrip naar Delfi
Vergilius, de oude tovenaar,
onttrekt zich voor dag en dauw aan het gevaar:
daalt in een mand van de Parnassus af.
Diep onder hem de zilveren olijven
van Delfi. Het antieke heiligdom
ligt krijtwit, tot de draad versleten, in
het onbarmhartige licht van de zon.
Bijna te laat. De eerste bussen draaien
al de parkeerplaats op. Groepjes toeristen
stappen katterig uit en drentelen
onwennig rond, zich van geen kwaad bewust.
Maar hij loopt, somber zwijgend, in zichzelf
gekeerd, de weg op en negeert ze, en
intuïtief laten ze hem met rust.
Vergilius de tovenaar is een middeleeuws motief. De verbinding met Delfi is niet traditioneel.
onttrekt zich voor dag en dauw aan het gevaar:
daalt in een mand van de Parnassus af.
Diep onder hem de zilveren olijven
van Delfi. Het antieke heiligdom
ligt krijtwit, tot de draad versleten, in
het onbarmhartige licht van de zon.
Bijna te laat. De eerste bussen draaien
al de parkeerplaats op. Groepjes toeristen
stappen katterig uit en drentelen
onwennig rond, zich van geen kwaad bewust.
Maar hij loopt, somber zwijgend, in zichzelf
gekeerd, de weg op en negeert ze, en
intuïtief laten ze hem met rust.
Vergilius de tovenaar is een middeleeuws motief. De verbinding met Delfi is niet traditioneel.
Ondertussen op de Helicon
De lyrische muze verschikt iets aan
haar haar en slaat zedig haar uitermate
Angelsaksische benen over elkaar.
Ze fluistert iets tegen haar buurvrouw links,
en alle negen proesten ze het uit.
Ze lijken met hun blonde haar en met
hun lichte, lichte huid, misschien misplaatst
op deze onherbergzame Helicon,
maar ze aanbidden de Helleense zon
al zo ontzettend lang, ze zijn inheems.
Jij bent de buitenstaander, jij bent vreemd.
Plataeae
Bij Plataeae,waar het koren golft,
dansen de falanxen.
Bij het vallen van de avond,
met de zon in de rug,
dansen de glimlachende hopliten.
Boven hun hoofden,
tot over de rand
van de stratosfeer
wolken krijsende vogels.
Tegea
hier is een rommeltje van zuilentrommels,
van grauwe stukken steen, van fundamenten
tussen hoog gras. Zelfs ’s avonds, als
de straten uitgestorven zijn, geen spoor
van Auge, ronddwalend met losse haren,
of van Heracles, die de schemering
vult met dronken gebral. Heeft hier
deze hatelijke, bijna Germaanse stier
haar zoete, zwarte meisjesvlees beslapen?
Hier, bij deze rechthoekige vijver, waar
tussen de rietstengels de kikkers kwaken?
Aardewerkbeeldje in het
museum van Mycene
Achter blikkerend glas een kleine vrouwmet grote borsten, die me achterdochtig
opneemt. “Wie bent u eigenlijk?"
Gladde Achilles, onverschillig dodend.
Bebaarde Agamemnon. Zonder een kik te geven
stierf hij in een badkuip,
massa’s bloedrood schuim.
Aigisthos voor de kist. Hij opende
hem en zag het lijk van Klytaimnestra
en werd onmiddellijk gedood.
Bemodderde soldaten buigen zich
‘s avonds op het slagveld over de lijken.
De aula stinkt als een abattoir.
“Wie bent u?” Wie ben ik? Net zoals zij.
Ik zie er misschien wel onschuldig uit,
mevrouw, tussen de andere bezoekers:
de vale jeans, het T-shirt, het mobiel
slordig tegen een ongeschoren kin.
Maar in principe hebt u maar één deal:
tussen het ongeduld waarmee
bezoekers hier langs de vitrines trekken,
en die al lang verstreken tijd van u
is het verschil uiteindelijk futiel.
Wij zijn het die uw kinderen verwekken.
Wreed waren we toen en wreed zijn we nu.Voor de muren van Tiryns
Na de regen vallen er gaten
in het gras voor de muren van Tiryns,
handenvol scherven van vazen.
Vuilwitte scherven
Wreed waren we toen en wreed zijn we nu.
Voor de muren van Tiryns
Na de regen vallen er gatenin het gras voor de muren van Tiryns,
handenvol scherven van vazen.
Vuilwitte scherven
met hier en daar verf:
nauwelijks glimmende lijnen.
Dansten daar meisjes?
Streden er reikhalzend krijgers?
nauwelijks glimmende lijnen.
Dansten daar meisjes?
Streden er reikhalzend krijgers?
Libra
Of evenwichtAls Agamemnon slaapt, kruipen de vrouwen
in de kale vrouwenvertrekken onder
hun logge fabeldieren.
De wachter op de muren loopt
heen en weer in de verblindende zon.
De weegschaal wankelt. De forten,
het goudrijke Mycene en Tiryns
dat door cyclopenhanden is gebouwd,
dansen, dansen in het hemelsblauw.
In een rotskapel op de Peloponnesos
grot, in deze holte van licht, heeft niet
veel zin, beseffen we, het is hier het
domein van de ochtendzon: vanaf
de meanderende rivier, diep in de diepte
tot op het altaar met de koekjesblikplaatjes
en tot waar hoog in het gewelf, op
stoffige kalksteen, nimfen elkaar omhelzen,
heerst hier de rauwe zon. We staan verstomd,
bewegen niet, zelfs niet wanneer er klok-
gelui ontspringt, geklingel in de dop,
afkomstig van een hier niet zichtbaar dorp.
en steunen in de vege verte,
in de hitte, de raffinaderijen.
Vlammen flakkeren op de schoorsteenpijpen.
Groepjes valslachende Grieken die net
zijn ingewijd in de geheimen,
slenteren hier over het plein en
verspreiden zich tussen de huizenrijen.
In de schaduw van luxe pullmanbussen
staan nieuwe ploegen al hun tijd te beiden,
en sigaretten te roken en te praten.
Uit valse schaamte blijven we niet kijken.
We rijden door en reddeloos verdwalen
we in spinnenwebben van stoffige straten.
Het oude Eleusis. Op het bespieden van de mysteriën staat uiteraard straf - in dit geval een peulenschil. Ook al wordt de onderwereld gesuggereerd.
Je loopt in Olympia rond en schopt
versleten zuilentrommels voor je uit.
De geesten van de dode atleten
huiveren in alle hoeken en gaten.
Maar je loopt door, je hebt niets in de gaten.
2. Nemea
In het gortdroge, stoffige Nemea
sla je de vliegen, zo goed en zo kwaad
als het gaat van je af, en kijkt naar de
opgravingen van de Amerikanen.
Ze krabben keurige rechthoeken uit.
Jij speurt ongemerkt rond naar de doden
maar je verliest je aansteker in een put.
3. Istmia
Op de Istmus rek je je uit. Je spieren
zetten geweldig op. De lier waarmee
de pont overgezet wordt, piept en zwoegt
maar je gaat op ‘t laatste moment niet mee.
4. Delfi
In Delfi stotterde de pythia als
een radio waarop iemand balorig
langs de stations van de middengolf draait.
Haar benen spanden zich. Haar achterwerk
kwam van de drievoet en ze tuimelde om.
Een haastig toegesnelde priester paste
een soort tracheotomie op haar toe.
5.
De paarden rennen rond met losse leidsels.
Je hitst de dieren tot het uiterste
toe op, tot je, als je voorover buigt,
warm vrouwenvlees in je armen voelt.
Maar dan draait ze zich om en toont je haar
spottende glimlach. Je laat los en wordt
zo woest dat er ergens een ader barst.
Het is natuurlijk je gerechte straf.
Het thema zou kunnen zijn ‘straf voor gebrek aan zelfbeheersing’.
begroeid met onkruid.
Zeus’ eiken verstomd, verstomd
het gekoer van de duiven.
In de struiken nergens
meer nimfen die proestend
liefdesoffers brengen
aan ongewassen profeten.
Niets dan
hier en daar snoepwikkels
en zwijgzaam rondwandelende
Franse meisjes.
in de kale vrouwenvertrekken onder
hun logge fabeldieren.
De wachter op de muren loopt
heen en weer in de verblindende zon.
De weegschaal wankelt. De forten,
het goudrijke Mycene en Tiryns
dat door cyclopenhanden is gebouwd,
dansen, dansen in het hemelsblauw.
In een rotskapel op de Peloponnesos
Griekse vastendag
grot, in deze holte van licht, heeft niet
veel zin, beseffen we, het is hier het
domein van de ochtendzon: vanaf
de meanderende rivier, diep in de diepte
tot op het altaar met de koekjesblikplaatjes
en tot waar hoog in het gewelf, op
stoffige kalksteen, nimfen elkaar omhelzen,
heerst hier de rauwe zon. We staan verstomd,
bewegen niet, zelfs niet wanneer er klok-
gelui ontspringt, geklingel in de dop,
afkomstig van een hier niet zichtbaar dorp.
Elefsis
Als we Elefsis binnenrijden, zuchtenen steunen in de vege verte,
in de hitte, de raffinaderijen.
Vlammen flakkeren op de schoorsteenpijpen.
Groepjes valslachende Grieken die net
zijn ingewijd in de geheimen,
slenteren hier over het plein en
verspreiden zich tussen de huizenrijen.
In de schaduw van luxe pullmanbussen
staan nieuwe ploegen al hun tijd te beiden,
en sigaretten te roken en te praten.
Uit valse schaamte blijven we niet kijken.
We rijden door en reddeloos verdwalen
we in spinnenwebben van stoffige straten.
Het oude Eleusis. Op het bespieden van de mysteriën staat uiteraard straf - in dit geval een peulenschil. Ook al wordt de onderwereld gesuggereerd.
Spelen
1. OlympiaJe loopt in Olympia rond en schopt
versleten zuilentrommels voor je uit.
De geesten van de dode atleten
huiveren in alle hoeken en gaten.
Maar je loopt door, je hebt niets in de gaten.
2. Nemea
In het gortdroge, stoffige Nemea
sla je de vliegen, zo goed en zo kwaad
als het gaat van je af, en kijkt naar de
opgravingen van de Amerikanen.
Ze krabben keurige rechthoeken uit.
Jij speurt ongemerkt rond naar de doden
maar je verliest je aansteker in een put.
3. Istmia
Op de Istmus rek je je uit. Je spieren
zetten geweldig op. De lier waarmee
de pont overgezet wordt, piept en zwoegt
maar je gaat op ‘t laatste moment niet mee.
4. Delfi
In Delfi stotterde de pythia als
een radio waarop iemand balorig
langs de stations van de middengolf draait.
Haar benen spanden zich. Haar achterwerk
kwam van de drievoet en ze tuimelde om.
Een haastig toegesnelde priester paste
een soort tracheotomie op haar toe.
5.
De paarden rennen rond met losse leidsels.
Je hitst de dieren tot het uiterste
toe op, tot je, als je voorover buigt,
warm vrouwenvlees in je armen voelt.
Maar dan draait ze zich om en toont je haar
spottende glimlach. Je laat los en wordt
zo woest dat er ergens een ader barst.
Het is natuurlijk je gerechte straf.
Het thema zou kunnen zijn ‘straf voor gebrek aan zelfbeheersing’.
Dodoni
Lang gras en lage muren,begroeid met onkruid.
Zeus’ eiken verstomd, verstomd
het gekoer van de duiven.
In de struiken nergens
meer nimfen die proestend
liefdesoffers brengen
aan ongewassen profeten.
Niets dan
hier en daar snoepwikkels
en zwijgzaam rondwandelende
Franse meisjes.
Er glijdt een schaduw over
Morgen
rijden we naar Igoumenitsa
waar aan de kade grote boten met
wijdopen deuren op de auto's wachten,
enorme, zwarte poorten naar de Hades.
Er glijdt een schaduw over. Even raak je
je kruis aan, voor bescherming, maar de bijen
van de onsterfelijkheid die daar waren,
zijn er niet meer. Ze hebben me verlaten.
Reacties
Een reactie posten