Je minnaar is van papier

India 1942

Susan Wooldridge speelt Daphne Manners
in de tv-film The jewel in the crown

Het model van je japon maakt je
overmatig breed in de schouders,
een tedere bokser, je beweegt

je bovenlichaam nauwelijks, maar draait
je hoofd voortdurend alle kanten op
en kijkt met fletsblauwe, bijziende ogen
naar het koloniale gekrioel

van mensen. Bloemblaadjes regenen uit
de bomen. Je minnaar is van papier.

(1984)

Temple d'Amalthée

Frederik de Grote, 1732

1.
In het eerste schorre hijgen van de ochtend
speel ik met mijn bediende Federsdorf
dwarsfluitduetten, in mijn park in Ruppin -
mijn Temple d'Amalthée.

Onverbiddelijk, onweerstaanbaar lokt
onze muziek de herten uit het bos.
Ze zien ons staan in onze stenen schulp:

mij klein, onrustig, door en door verdorven;
hem lang en blond en zwijgzaam; ingetogen;
intelligent... Een kobold naast een mens.
Walgelijk!
Maar soms spelen we als goden.

2.
August de Sterke, le roi de Pologne,
die er in al zijn kleren uitziet of
hij is geboren in een kermiswagen,
heeft onder zijn spierwitte hoge pruik
de grauwe stekelharen van een slager.

Ik heb het zelf gezien, in '28,
toen we samen zijn mooie dames neukten.
Car il a fait de moi un libertin.

Mais ça fait rien. Je l'aime beaucoup plus
Que mon père, le roi de Prusse.
Een slager
doodt om het vlees. Dat is honderd keer beter
dan de stupide hartstocht van de jacht.

3.
1732, in mijn park
in Ruppin. Ik schrijf Franse verzen of
probeer om op een fluit van Johann Quantz
met mijn allertederste embouchure
de stuntelige avances te vergeten
van de prinses van Brunswijk Wolfenbüttel
die binnenkort mijn leven komt verzuren.

De koning van Polen is gecrepeerd.
Een drinkgelag met Grumbkow, die er zelf
naar ik hoor ook bijna in is gebleven.

Niet dat het me iets schelen kan. De wereld
is vreselijk. De mensen zijn net beesten.

Esprits qui souspirees

Luitspeelster van Gerard Terborch

Toen ik in de muziekkamer, aan de
tafel gezeten, in het notenhouten duister,
voor hem op mijn luit speelde

(ik speel heel mooi, mijn instrument
heeft een prachtige klank. Ik speelde
de wijs Esprits, esprits qui souspirees),

verzachtten zich zijn stugge trekken even
en streek hij zijn springerig haar
weg uit zijn ogen.

Maar hij keek niet naar mij. Zijn blikken dwaalden
opzij, de schaduw in, waar mijn vriendin
vaag glimlachte. Want als het donker is

zal zij met hem wandelen langs het water
en voelen hoe de muggen tegen haar
gezicht aanbotsen, en de hele tijd
zijn ademloos geprevel naast zich horen -

en ik lig in mijn bed, alleen, en zucht.

Espits qui souspirees: een populaire melodie uit de zeventiende eeuw.

Trompe l’oeil

Gerrit Houckgeest, de Oude Kerk te Delft

Als het zo is, meent Gerrit Houckgeest, moet
het ook zo geschilderd worden: wit, vol licht,
de kansel achter een massieve zuil verborgen,

een burgerman met zwarte laarzen geeft
een centje aan een bedelvrouw, een hond
ruikt aan zijn broek, en een verleider, die

half achter een gordijn van groen fluweel
praat met een jonge vrouw, heeft niet veel hoop
dat ze zijn mooie woorden zal geloven

voor het groene gordijn wordt dichtgeschoven.

Onder de iep

We were sitting, Guillemette Benet and I, under the elm, at the season when elms put forth their leaves. It was on this occasion that Guillemette Benet said to me: “My poor friend, my poor friend, the soul is nothing but blood.” Le Roy Ladurie, Montaillou.

1324, Azalaïs Munier voor de inquisitie

“We zaten op de bank, onder de iep,
Guillemette Benet en ik. We praatten
in die dagen alleen maar over wat
de goede vrienden ons vertelden.

En wat ze ons vertelden, brandde ons
in hart en hoofd en hield ons uit de slaap.
De wind waaide tussen de huizen en
de vogels zongen. Wat een hard gelag,
de ketterij, voor arme boerenmensen!

En de iepen kwamen net in het blad.
We zaten op de bank wol uit te kammen,
en Guillemette Benet zei tegen me
toen wij daar zaten, ik ontken het niet:
‘o arme meid, de ziel, alleen maar bloed!’“

Casanova in Wenen

Casanova in Wenen, ouder wordend,
kouwelijk, praatzieker dan ooit, met zijn

vreemde tongval de loftrompet stekend
van Frankrijk, van de Fransen, van het Frans.

's Avonds is hij in de cafés te vinden
die om de grijze stenen pleinen liggen,

een grove man, heel bruin, een bekkensnijder
met de manieren van een gentleman

en de typerende gewoonte om
het oogwit voor te draaien van de

geboren ladykiller. Soms haalt hij
een zakdoekje tevoorschijn, dat hij liefkoost

en dan verfrommelt, en dan met een on-
berispelijk gebaar op straat laat vallen.

Dadelijk bukken drie, vier jongemannen
om het nog voor het stil ligt op te pakken,

drie of vier jongemannen van het soort
dat bij de fonteinen pleegt rond te hangen.

Grenoble

Tweehonderdtachtig jaar of meer geleden
liep Casanova ook door deze straten,
onder dezelfde gevels, onder deze
à la française streng gesnoeide bomen.

En in de nacht, de hele hete nacht,
lag hij in een hotelkamer, net zo-
als ik tussen de klamme lakens,

Maar in zijn oren het gegiechel van
bloedmooie meisjes, moedernaakt en gek,
speelziek als katjes en niet onbedreven
in de kunst om welluidend Frans,

of zelfs een beetje Italiaans te spreken.

Ik wandelde van pure vreugde

Ik wandelde van pure vreugde met
Vanessa Redgrave in de weiden van
haar jeugd. Er hing een ademloze geur
van bloemen om ons heen, een zware geur
van veldbloemen en hooi. Ze was heel mooi,
maar ze was veel te oud voor me, ze was
zich veel te veel bewust van haar belang
voor de cinematografie. Ze dacht
gelukkig niet aan seks, ze was verstrooid
en leunde op mijn arm terwijl ik heel
geconcentreerd oreerde over Kloos.

Kloos? Willem Kloos? Heeft ze die dan gekend?
Vanessa Redgrave, ver voorbij het vlees.
Ze dacht aan Kloos. Ze huiverde en trok
haar sjaal over haar schouders. Ze was door
de stroom van haar gedachten als verdoofd.

Ze was, zo oud ze was, ook heel erg mooi.
Er hing een geur van bloemen om haar heen,
een zware geur van veldbloemen en hooi.





Reacties

Populaire posts van deze blog

Galathea

Goethe

Is dat de weg?

Fontana

Goedemorgen, hekje

Schimmelpenninck

In dit nieuwe jaar

Causeries Goethesques